Op het afgesproken tijdstip belt de Brabantse beddenleverancier in Rotterdam bij me aan om een logeerbed te bezorgen. Met zachte G stellen de twee jongens zich voor. Terwijl ze met het pakket de tuin inlopen draait er een zich om en zegt: „Hé, een tram!” In gedachten zie ik het vredige dorp waar ze vandaan komen en zeg: „Ja, die heb je hier in de grote stad.” „Weet ik meneer, maar ik sta dubbel geparkeerd”, zegt hij, vervolgt snel zijn weg naar binnen en nog voordat ik koffie heb kunnen aanbieden stuift het busje weer weg.
Ik vind het wat onduidelijk. Waarom is dat de clou? Was het niet de bedoeling voor het tuinhuisje? Staat het daar dan wel? Er is nergens sprake van een tuinhuisje. “De jongens lopen de tuin in” – naar het huis of naar een tuinhuisje? “Ze vervolgen hun weg naar binnen” – huis of tuinhuisje?
Er is, lijkt me, geen enkele aanwijzing voor een tuinhuisje, maar eerder een voortuin waar het pakket doorheen moet alvorens het binnenshuis af te leveren. De clou lijkt me dat stadmens Karsten aanvankelijk denkt dat die provincialen nog nooit een tram hebben gezien. Een dijenkletser is het inderdaad niet.
Na een veel te lange tijd zonder sportieve activiteiten, trek ik (vrouw, 61) sinds een aantal maanden drie keer per week baantjes in het zwembad. Het doet me goed, ik voel me energieker en jonger.
Onlangs zwom een man die in dezelfde baan als ik aan het zwemmen was, mij tegemoet en glimlachte charmant naar mij bij het passeren. Toen ik weer terugzwom zag ik dat hij aan het eind van de baan uitrustte en naar mij keek.
Ik merkte dat ik mij gevleid voelde door de onverwachte aandacht van deze jonge man en zwom (wat fanatieker dan daarvoor) zijn kant op. Toen ik de kant had bereikt, keek hij mij weer uitermate aardig aan om mij vervolgens te vragen of ik er bezwaar tegen had om in de baan ernaast te gaan zwemmen omdat het tempo van de zwemmers in deze baan wat hoger lag dan dat van mij. Ik was weer helemaal 61.
In de speeltuin sta ik mijn vijfjarige dochter aan te moedigen. Er komen vijf jongens aan. Donkere jassen aan, capuchons op. Een jaar of vijftien oud. Ze zeggen denigrerende dingen over leeftijdsgenoten. Ze gaan aan een tafeltje zitten. Halen iets tevoorschijn. Stukken van de verpakking gooien ze op de grond. De buurt lijkt te verloederen. Nieuwsgierig kijk ik wat ze tevoorschijn hebben gehaald. Ik zie wat het is zodra de eerste sushi in één van de puberkelen verdwijnt.
Ik probeer in de trein wat te lezen in Schleiermachers Over de religie. Het is rumoerig; de coupé is gevuld met pubers en studenten. Afgeleid vang ik flarden op van een gesprek. Tot mijn verrassing gaat het over wat het betekent om dood te zijn. Ik spits mijn oren. Al snel kom ik er achter dat je een sms moet sturen, waarna je een code krijgt waarmee je weer verder kunt met je leven.
Waar zou een boek getiteld ‘Over de religie’ uiteindelijk anders over gaan dan leven en dood? Dergelijk onbegrip toont maar weer eens aan dat de verwereldlijking totaal is doorgeslagen.
Onze CV-ketel moet vervangen worden. De ketel bevindt zich hoog in de nok van ons huis, op een vliering die alleen via een losse ladder te bereiken is. Het klimmen gaat mij, ondanks mijn iets gevorderde leeftijd (70), nog altijd gemakkelijk af. Maar zonder oefening en met zwaar materieel is het misschien een lastige exercitie voor de installateur. Behulpzaam als ik ben besluit ik een handgreep aan een nabijgelegen dakspant te monteren. In de plaatselijke bouwmarkt, op zoek naar het assortiment aan handgrepen, word ik doorverwezen naar het schap ‘Langer thuis wonen’.
“Het klimmen gaat mij nog altijd gemakkelijk af”, mooie eigenschap, Frits. Dan is het niet leuk dat zo’n plaatselijke bouwmarkjongere je toch nog voor een oud baasje heeft aangezien.
Vraag ik aan mijn dochter: „Kun je op je 73ste nog groeien?”
Ze kijkt me zo verbaasd aan dat ik er een toelichting op moet geven. „Nou, als de bovenste keukenkastdeurtjes open stonden, dan kon ik er net onderdoor zonder mijn hoofd te stoten. Ik voelde het deurtje langs mijn haren schuren. Als ik er nu onderdoor loop stoot ik mijn hoofd!”
Het is even stil en dan zegt ze: „Mam ik denk dat je huis verzakt is!”
Vooroordeel
Op het afgesproken tijdstip belt de Brabantse beddenleverancier in Rotterdam bij me aan om een logeerbed te bezorgen. Met zachte G stellen de twee jongens zich voor. Terwijl ze met het pakket de tuin inlopen draait er een zich om en zegt: „Hé, een tram!” In gedachten zie ik het vredige dorp waar ze vandaan komen en zeg: „Ja, die heb je hier in de grote stad.” „Weet ik meneer, maar ik sta dubbel geparkeerd”, zegt hij, vervolgt snel zijn weg naar binnen en nog voordat ik koffie heb kunnen aanbieden stuift het busje weer weg.
Karsten Seven
LikeLike
En wat was nou als clou bedoeld?
LikeLike
Dat Karsten een tuinhuisje heeft waar nu een logeerbed in staat.
Best een aardig Ikje, met de nodige zelfspot.
LikeLike
Ik vind het wat onduidelijk. Waarom is dat de clou? Was het niet de bedoeling voor het tuinhuisje? Staat het daar dan wel? Er is nergens sprake van een tuinhuisje. “De jongens lopen de tuin in” – naar het huis of naar een tuinhuisje? “Ze vervolgen hun weg naar binnen” – huis of tuinhuisje?
LikeLike
Er is, lijkt me, geen enkele aanwijzing voor een tuinhuisje, maar eerder een voortuin waar het pakket doorheen moet alvorens het binnenshuis af te leveren. De clou lijkt me dat stadmens Karsten aanvankelijk denkt dat die provincialen nog nooit een tram hebben gezien. Een dijenkletser is het inderdaad niet.
LikeLike
Zullen we Ad Hok in dienst nemen als onze Ikjesfluisteraar? Tegen een redelijke beloning uiteraard.
De clou had ik ook nog wel begrepen maar daar een puntige formulering bij bedenken ging mijn krachten te boven.
LikeGeliked door 1 persoon
Baan
Na een veel te lange tijd zonder sportieve activiteiten, trek ik (vrouw, 61) sinds een aantal maanden drie keer per week baantjes in het zwembad. Het doet me goed, ik voel me energieker en jonger.
Onlangs zwom een man die in dezelfde baan als ik aan het zwemmen was, mij tegemoet en glimlachte charmant naar mij bij het passeren. Toen ik weer terugzwom zag ik dat hij aan het eind van de baan uitrustte en naar mij keek.
Ik merkte dat ik mij gevleid voelde door de onverwachte aandacht van deze jonge man en zwom (wat fanatieker dan daarvoor) zijn kant op. Toen ik de kant had bereikt, keek hij mij weer uitermate aardig aan om mij vervolgens te vragen of ik er bezwaar tegen had om in de baan ernaast te gaan zwemmen omdat het tempo van de zwemmers in deze baan wat hoger lag dan dat van mij. Ik was weer helemaal 61.
Lot van der Heijden-de Graaff
LikeLike
Een zelfspot-Ikje.
LikeGeliked door 1 persoon
Een beetje badmutsje!
LikeLike
Kop gewonnen!
Oh nee, dat is hier niet. 😉
LikeGeliked door 1 persoon
Verloedering
In de speeltuin sta ik mijn vijfjarige dochter aan te moedigen. Er komen vijf jongens aan. Donkere jassen aan, capuchons op. Een jaar of vijftien oud. Ze zeggen denigrerende dingen over leeftijdsgenoten. Ze gaan aan een tafeltje zitten. Halen iets tevoorschijn. Stukken van de verpakking gooien ze op de grond. De buurt lijkt te verloederen. Nieuwsgierig kijk ik wat ze tevoorschijn hebben gehaald. Ik zie wat het is zodra de eerste sushi in één van de puberkelen verdwijnt.
Wim ten Have
LikeLike
Gamen
Ik probeer in de trein wat te lezen in Schleiermachers Over de religie. Het is rumoerig; de coupé is gevuld met pubers en studenten. Afgeleid vang ik flarden op van een gesprek. Tot mijn verrassing gaat het over wat het betekent om dood te zijn. Ik spits mijn oren. Al snel kom ik er achter dat je een sms moet sturen, waarna je een code krijgt waarmee je weer verder kunt met je leven.
Jan van Wijngaarden
LikeLike
Nogal kak, om zo nadrukkelijk de titel van het boek te vermelden.Of gaat specifiek over het leven na de dood ?
LikeGeliked door 1 persoon
Waar zou een boek getiteld ‘Over de religie’ uiteindelijk anders over gaan dan leven en dood? Dergelijk onbegrip toont maar weer eens aan dat de verwereldlijking totaal is doorgeslagen.
LikeLike
DSR! 😊
LikeLike
Benoît!
LikeLike
Thuis wonen
Onze CV-ketel moet vervangen worden. De ketel bevindt zich hoog in de nok van ons huis, op een vliering die alleen via een losse ladder te bereiken is. Het klimmen gaat mij, ondanks mijn iets gevorderde leeftijd (70), nog altijd gemakkelijk af. Maar zonder oefening en met zwaar materieel is het misschien een lastige exercitie voor de installateur. Behulpzaam als ik ben besluit ik een handgreep aan een nabijgelegen dakspant te monteren. In de plaatselijke bouwmarkt, op zoek naar het assortiment aan handgrepen, word ik doorverwezen naar het schap ‘Langer thuis wonen’.
Frits van der Mark
LikeLike
Zodat het oudje zich stevig aan het huis kan vastgrijpen als hij eruit dreigt te worden gesleurd? :-p
LikeGeliked door 1 persoon
“Behulpzaam als ik ben”, mooie eigenschap Mark
LikeLike
“Het klimmen gaat mij nog altijd gemakkelijk af”, mooie eigenschap, Frits. Dan is het niet leuk dat zo’n plaatselijke bouwmarkjongere je toch nog voor een oud baasje heeft aangezien.
LikeLike
Desillusie
Vraag ik aan mijn dochter: „Kun je op je 73ste nog groeien?”
Ze kijkt me zo verbaasd aan dat ik er een toelichting op moet geven. „Nou, als de bovenste keukenkastdeurtjes open stonden, dan kon ik er net onderdoor zonder mijn hoofd te stoten. Ik voelde het deurtje langs mijn haren schuren. Als ik er nu onderdoor loop stoot ik mijn hoofd!”
Het is even stil en dan zegt ze: „Mam ik denk dat je huis verzakt is!”
Riet Witkamp
LikeLike
Het huis is verzakt maar de vloer blijft op de oude hoogte?
LikeLike