Uitgeput zijg ik neer op de bank, halverwege de avond. Ik heb zojuist de computer afgesloten na de zoveelste lange dag van thuiswerken-voor-de-baas. Ik druk de gedachte weg aan een onopgeruimde kast en de was die ik nog wilde opvouwen maar waaraan ik steeds maar niet ben toegekomen, en verheug me op een uurtje op de bank met de krant. Eindelijk even tijd voor ontspanning. In de cultuurbijlage lees ik het zoveelste artikel met leuke tips om de zeeën aan vrije tijd door te komen die ‘ons’ nu overspoelen.
Onlangs was ik bij een grote bouwmarkt. Daar stond een lange rij. Ik vroeg aan de vrouw voor mij: „Duurt dit lang?” „Nee”, zei ze. Inderdaad kwamen we al gauw bij de toegang verlenende man. We waren intussen aan de praat geraakt. „Juist, dus jullie horen bij elkaar”, sprak die man. „Kan je bewijzen dat je niet bij hem hoort?”, vroeg hij de vrouw. Wat we ook beweerden, hij wilde het niet geloven. Als we binnen pratend gezien werden, dan zouden we er meteen uitgegooid worden. Wij vonden het idioot, maar veel meer dan dat durfden we niet tegen elkaar te zeggen.
In het souterrain van mijn appartementencomplex bevinden zich de bergingen. Een rij rode deuren met de huisnummers erop.
Een buurvrouw ontdekt dat de deur naast die van mij beklad is met graffiti. Ik schrik van de tekst: „Vieze vuile aso’s, houd op met dat gebonk!!! Last van!!”
De berging is van mijn bovenburen – de zachtaardigste mensen die er bestaan. De wijkagent komt erbij. Er wordt aangifte gedaan. Geen van de bewoners heeft een idee waar het vandaan komt.
Mijn bezoek, twee puberjongens, is nieuwsgierig naar mijn verhaal. We gaan even kijken. „O”, zegt de een, „dat is vast een vergisbelediging.”
Waarom denkt Kitty dat de graffiti door de bovenburen op hun eigen bergingsdeur is gekladderd? Of bedoelt ze dat het een boodschap aan de bovenburen is?
Ik, zeventiger, bel bij mijn buren aan voor een beetje meel en heb daarvoor een bakje bij me. Mijn 5-jarige buurvrouwtje doet open, hoort mij aan en zegt dat haar moeder zo thuis is. Tien minuten later steekt haar moeder haar hoofd over de muur en vraagt: „Ik begrijp het niet zo goed. Vroeg je om een bakje e-mail?”
Spiff, onze lieve 11 jaar oude kater, heeft het er moeilijk mee dat onze kinderen op kamers zijn. Zijn meerdaagse zwerftochten worden langer. Dan blijkt Spiff al een tijdje ergens anders te wonen. Op bezoek zien wij een blije kat in een jong, zorgzaam gezin. Bedroefd besluiten we dat het zo maar beter is. We zullen hem missen. Thuis kruipt mijn vrouw tegen me aan. „Goed van ons, hè,” zegt ze, met natte ogen. „Ja,” troost ik haar, „goed van ons”.
Mijn vriend en ik tikten twee jaar geleden een tweedehands vaatwasser op de kop. Na de eerste afwasbeurt zagen we dat het water niet werd weggevoerd en op de bodem bleef liggen. Maar ja, gekocht is gekocht en repareren was ook weer zo wat. Meer dan twee jaar schepten we met lichte irritatie, maar vooral ook met veel geduld, na elke beurt vier liter water met een bakje van de bodem. Totdat we er echt helemaal genoeg van hadden en een nieuwe bestelden. Terwijl de bezorger de machine installeerde zei hij: „Jullie moeten nog wel de waterafvoer in jullie keuken even opendraaien.”
Tips
Uitgeput zijg ik neer op de bank, halverwege de avond. Ik heb zojuist de computer afgesloten na de zoveelste lange dag van thuiswerken-voor-de-baas. Ik druk de gedachte weg aan een onopgeruimde kast en de was die ik nog wilde opvouwen maar waaraan ik steeds maar niet ben toegekomen, en verheug me op een uurtje op de bank met de krant. Eindelijk even tijd voor ontspanning. In de cultuurbijlage lees ik het zoveelste artikel met leuke tips om de zeeën aan vrije tijd door te komen die ‘ons’ nu overspoelen.
Marianne Mooijweer
LikeLike
Meh
LikeGeliked door 1 persoon
Slechtweer voor mensen die momenteel géén baan meer hebben Marianne
LikeGeliked door 1 persoon
Samen
Onlangs was ik bij een grote bouwmarkt. Daar stond een lange rij. Ik vroeg aan de vrouw voor mij: „Duurt dit lang?” „Nee”, zei ze. Inderdaad kwamen we al gauw bij de toegang verlenende man. We waren intussen aan de praat geraakt. „Juist, dus jullie horen bij elkaar”, sprak die man. „Kan je bewijzen dat je niet bij hem hoort?”, vroeg hij de vrouw. Wat we ook beweerden, hij wilde het niet geloven. Als we binnen pratend gezien werden, dan zouden we er meteen uitgegooid worden. Wij vonden het idioot, maar veel meer dan dat durfden we niet tegen elkaar te zeggen.
Hans van Keken
LikeLike
Bewijzen dat je niet bij elkaar hoort… 🤔
LikeLike
Aso’s
In het souterrain van mijn appartementencomplex bevinden zich de bergingen. Een rij rode deuren met de huisnummers erop.
Een buurvrouw ontdekt dat de deur naast die van mij beklad is met graffiti. Ik schrik van de tekst: „Vieze vuile aso’s, houd op met dat gebonk!!! Last van!!”
De berging is van mijn bovenburen – de zachtaardigste mensen die er bestaan. De wijkagent komt erbij. Er wordt aangifte gedaan. Geen van de bewoners heeft een idee waar het vandaan komt.
Mijn bezoek, twee puberjongens, is nieuwsgierig naar mijn verhaal. We gaan even kijken. „O”, zegt de een, „dat is vast een vergisbelediging.”
Kitty van Vlaanderen
LikeLike
Waarom denkt Kitty dat de graffiti door de bovenburen op hun eigen bergingsdeur is gekladderd? Of bedoelt ze dat het een boodschap aan de bovenburen is?
LikeLike
Meel
Ik, zeventiger, bel bij mijn buren aan voor een beetje meel en heb daarvoor een bakje bij me. Mijn 5-jarige buurvrouwtje doet open, hoort mij aan en zegt dat haar moeder zo thuis is. Tien minuten later steekt haar moeder haar hoofd over de muur en vraagt: „Ik begrijp het niet zo goed. Vroeg je om een bakje e-mail?”
Roeland van Meerten
LikeLike
Spiff
Spiff, onze lieve 11 jaar oude kater, heeft het er moeilijk mee dat onze kinderen op kamers zijn. Zijn meerdaagse zwerftochten worden langer. Dan blijkt Spiff al een tijdje ergens anders te wonen. Op bezoek zien wij een blije kat in een jong, zorgzaam gezin. Bedroefd besluiten we dat het zo maar beter is. We zullen hem missen. Thuis kruipt mijn vrouw tegen me aan. „Goed van ons, hè,” zegt ze, met natte ogen. „Ja,” troost ik haar, „goed van ons”.
Jasper van Casteren
LikeLike
Spiff dacht: als ik hier geen jong spul aangereikt krijg, zoek ik ze verdomme wel elders op.
LikeLike
Vier liter water
Mijn vriend en ik tikten twee jaar geleden een tweedehands vaatwasser op de kop. Na de eerste afwasbeurt zagen we dat het water niet werd weggevoerd en op de bodem bleef liggen. Maar ja, gekocht is gekocht en repareren was ook weer zo wat. Meer dan twee jaar schepten we met lichte irritatie, maar vooral ook met veel geduld, na elke beurt vier liter water met een bakje van de bodem. Totdat we er echt helemaal genoeg van hadden en een nieuwe bestelden. Terwijl de bezorger de machine installeerde zei hij: „Jullie moeten nog wel de waterafvoer in jullie keuken even opendraaien.”
Anne van Berkel
Insturen via ik@nrc.nl.
LikeLike