Ze zien er rijp uit, maar schijn bedriegt. Ik leg ze toch maar in mijn kar. Sommige dingen hebben tijd nodig. De scholier aan de kassa, verse aanwinst, schuchter ogend, wellevend („een goede middag mevrouw”), bekijkt ze en voelt er aan. „Nectarines?” probeert hij. „Perziken”, zeg ik, terwijl ik alvast wat spullen in mijn trolley stop, „maar zo hard dat ik je hersens ermee zou kunnen inslaan”. En dan, moederlijk: „Maar zal ik niet doen hoor.” De jongen zwijgt, weegt ze af, slaat ze aan en vervolgt zijn werk. Gefocust. Ik heb met hem te doen. Als ik de perziken van de band pak komt uit het niets: „Of een jaloerse ex.”
Maandagmorgen begint met een wandeling met buurjongetje Louis (1 jaar, 10 maanden). Hij is dol op auto’s. Meestal gaat er een autootje mee. Vaak loop ik bij een garage binnen, om hem vertrouwd te maken met de geur van motorolie. Onderweg priemt hij een paar keer zijn vingertje in de lucht: „Canta!” roept hij blijmoedig. Inderdaad een Canta op de stoep, zo’n ‘oude van dagen’-autootje, inmiddels in Amsterdam uitgegroeid tot hip vervoersmiddel. Even later staan we op een schoolplein. We raken in gesprek met de vader van Boaz. Ik vertel dat Louis moeiteloos een Canta aanwijst. Vader kijkt mij aan. „Mijn zoontje ziet alle Tesla’s, feilloos.”
Ik fiets over de Lange Vijverberg. Langs mij stuiven drie zwarte auto’s. Er wordt iemand naar zijn werk gebracht. Nu scheurt een motorrijder rakelings langs mij over het smalle fietspad. Verderop voegt hij zich bij de zwarte auto’s. Ik tref de man onder de poort naar het Binnenhof en spreek hem aan op zijn idiote gedrag. Nog iemand, met kindje, fietst naar hem toe en schreeuwt: „Je had me dood kunnen rijden!” De man ritst zijn jas open en laat een penning zien. Marechaussee in burger. „Ik weet wat ik doe. Ik heb een opleiding gevolgd.”
Jaren geleden had mijn zoon De donkere kamer van Damokles nodig voor zijn mondeling Nederlands in het examenjaar vwo. Dat zou enkele dagen later al worden afgenomen, dus als bezorgde moeder snel naar de plaatselijke boekhandel. Na lang zoeken toch maar even vragen. „Heeft u De donkere kamer van Damokles?” Er wordt gezocht. Het antwoord: „Nee mevrouw, van Damokles hebben we niks.”
Tijdens onze vakantie hebben onze uitwonende kinderen bij momenten gebruikgemaakt van ons huis.
Als ik, in de eerste week na terugkeer van onze vakantie, bij de glasbak sta om de lege flessen weg te brengen, kijk ik naar het mij onbekende etiket op een wijnfles.
Een rustig op een elektrische fiets langsrijdende oudere heer merkt op: „Hij is echt leeg hoor!”
Perziken
Ze zien er rijp uit, maar schijn bedriegt. Ik leg ze toch maar in mijn kar. Sommige dingen hebben tijd nodig. De scholier aan de kassa, verse aanwinst, schuchter ogend, wellevend („een goede middag mevrouw”), bekijkt ze en voelt er aan. „Nectarines?” probeert hij. „Perziken”, zeg ik, terwijl ik alvast wat spullen in mijn trolley stop, „maar zo hard dat ik je hersens ermee zou kunnen inslaan”. En dan, moederlijk: „Maar zal ik niet doen hoor.” De jongen zwijgt, weegt ze af, slaat ze aan en vervolgt zijn werk. Gefocust. Ik heb met hem te doen. Als ik de perziken van de band pak komt uit het niets: „Of een jaloerse ex.”
Edith van Leeuwen
LikeLike
Beetje suggestief plaatje dit. Maar goed, gevalletje van uitlokking, ik trap er niet in.
LikeLike
Touché.
LikeLike
Motorolie
Maandagmorgen begint met een wandeling met buurjongetje Louis (1 jaar, 10 maanden). Hij is dol op auto’s. Meestal gaat er een autootje mee. Vaak loop ik bij een garage binnen, om hem vertrouwd te maken met de geur van motorolie. Onderweg priemt hij een paar keer zijn vingertje in de lucht: „Canta!” roept hij blijmoedig. Inderdaad een Canta op de stoep, zo’n ‘oude van dagen’-autootje, inmiddels in Amsterdam uitgegroeid tot hip vervoersmiddel. Even later staan we op een schoolplein. We raken in gesprek met de vader van Boaz. Ik vertel dat Louis moeiteloos een Canta aanwijst. Vader kijkt mij aan. „Mijn zoontje ziet alle Tesla’s, feilloos.”
Gerda J. van Ham
LikeLike
Meh
LikeGeliked door 1 persoon
Blauwtje
Op een van mijn dagelijkse wandelingen – bewegen móét op mijn leeftijd – komt een jongeman mij tegemoet met aan elke arm een zeer bejaarde dame.
Als zij schuifelend dichterbij zijn gekomen zeg ik tegen hem: „Ik ben jaloers op je.” Hij antwoordt: „Dat begrijp ik, maar ik sta ze niet meer af.”
De beide dames glimlachen me toe.
Tom Segaar
LikeLike
Wegpiraat
Ik fiets over de Lange Vijverberg. Langs mij stuiven drie zwarte auto’s. Er wordt iemand naar zijn werk gebracht. Nu scheurt een motorrijder rakelings langs mij over het smalle fietspad. Verderop voegt hij zich bij de zwarte auto’s. Ik tref de man onder de poort naar het Binnenhof en spreek hem aan op zijn idiote gedrag. Nog iemand, met kindje, fietst naar hem toe en schreeuwt: „Je had me dood kunnen rijden!” De man ritst zijn jas open en laat een penning zien. Marechaussee in burger. „Ik weet wat ik doe. Ik heb een opleiding gevolgd.”
Peter Vader
LikeLike
Hermans
Jaren geleden had mijn zoon De donkere kamer van Damokles nodig voor zijn mondeling Nederlands in het examenjaar vwo. Dat zou enkele dagen later al worden afgenomen, dus als bezorgde moeder snel naar de plaatselijke boekhandel. Na lang zoeken toch maar even vragen. „Heeft u De donkere kamer van Damokles?” Er wordt gezocht. Het antwoord: „Nee mevrouw, van Damokles hebben we niks.”
Ingrid Wedershoven
LikeLike
Nou nou, en dat voor een boekwinkel.
LikeGeliked door 1 persoon
Leeg
Tijdens onze vakantie hebben onze uitwonende kinderen bij momenten gebruikgemaakt van ons huis.
Als ik, in de eerste week na terugkeer van onze vakantie, bij de glasbak sta om de lege flessen weg te brengen, kijk ik naar het mij onbekende etiket op een wijnfles.
Een rustig op een elektrische fiets langsrijdende oudere heer merkt op: „Hij is echt leeg hoor!”
Hans Brand
LikeGeliked door 1 persoon